Mattheus 9



Tot dit punt is er eigenlijk weinig tegenstand voor Christus geweest van de mensen.

Maar als Zijn woorden doordringen tot de mensen en Zijn daden gaan spreken, komt ook de tegenstand voor Hem.

Het goede in de wereld komt altijd met tegenstand. De tegenstand komt omdat mensen het kwade liever hebben dan het goede.

                -Joh. 3: 19

1. Macht over zonde en ziekte. (1- 8)

Ditzelfde verhaal vinden we ook in:

                -Markus 2: 1- 12
                -Lukas 5: 17- 26
           
Mat 9:1  En in het schip gegaan zijnde, voer Hij over en kwam in Zijn stad. En ziet, zij brachten tot Hem een geraakte, op een bed liggende.

We lezen hier dat Christus in “Zijn stad” komt. Zijn eigen stad was Kapernaum.

        -Matt. 4: 13; Markus 2: 1 

Een geraakte:
3885 paraluti’kos, bn

1) verlamd

1a) lijden aan verlamming van de zenuwen aan één kant

1b) invalide, zwak van ledematen

Mat 9:2  En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven.

Hier zien we dat er iemand naar Christus toekomt om beter gemaakt te worden. Maar in plaats daarvan krijgt hij vergeving van zonden. 

Markus 2: 5 laat zien dat Jezus deze vergeving geeft op basis van hun geloof. 

Mat 9:3  En ziet, sommigen der Schriftgeleerden zeiden in zichzelven: Deze lastert God.  

Een belangrijk woord wat we hier tegenkomen is “lastert”.

987 blasphe’meo, ww

1) verwijtend spreken, spotten met, lasteren

2) bespot, belasterd worden

De Farizeen horen dat Christus zonden vergeeft en ze vinden dat hij woorden spreekt die Hij niet mag spreken. Deze woorden waren lasterlijk in hun ogen tegenover God. Hier zien we dan de strijd die ontstaat tussen Christus en de Farizeen.

We gaan later ook een verhaal tegenkomen wat hier veel mee te maken heeft.

                               -Matt. 12: 31, 32

Mat 9:4  En Jezus, ziende hun gedachten, zeide: Waarom overdenkt gij kwaad in uw harten?

Christus zag hun gedachten en vraagt waarom ze deze dingen denken in hun harten en noemt dit ook kwade gedachten.

                -Lev. 24: 10- 23
                -Handl. 6: 8- 11; 7: 58 

Als Jezus werkelijk lasterde dan was hun aanklacht juist, maar Jezus laat zien dat de aanklacht ongegrond was.

Door het feit dat Christus de gedachten kon weten van deze schriftgeleerden konden zij weten dat Christus waarlijk de gezalfde van God was, de Messias.

Mat 9:5  Want wat is lichter te zeggen: De zonden zijn u vergeven? of te zeggen: Sta op en wandel?

Hij stelt dan de vraag wat makkelijker is om te zeggen, om te zeggen dat iemand zijn zonden vergeven zijn of om te zeggen tegen iemand om op te staan en te gaan wandelen. En het antwoord is duidelijk. Het is makkelijker om te zeggen dat zonden vergeven zijn want dan kan aan de buitenkant niet gezien worden. Maar als Jezus deze persoon zou zeggen om te gaan wandelen en dat ook daadwerkelijk zou gaan doen, was dit veel machtiger.

Waar het hier dus werkelijk om draait is om de macht te bezitten. 

Mat 9:6  Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis.

Mat 9:7  En hij opgestaan zijnde, ging heen naar zijn huis.

Voordat Christus hen een antwoord laat geven, zegt hij tegen de man, sta op, neem uw bed op, en ga naar uw huis. En dit gebeurd. Weer zien we dat als Christus geneest, Hij dit in één keer doet, in een moment. Terstond, en zo waren alle wonderen en krachten van Christus, terstond en zonder tegenstand.

Vandaag de dag zijn er zogenaamde “gebedsgenezers”, de manier waarop zij zeggen te genezen is ver van wat Christus en de Apostelen deden in hun dagen. Pas op!!!!

In dit alles zien we dat het voor de schriftgeleerden moeilijk was om te accepteren dat Christus zonde kon vergeven, want in hun visie kon alleen God zonden vergeven.

                -Jesaja 1: 18- 20; 43: 25; 44: 22

Maar ze zagen niet dat Christus “Immanuel met ons” was.
                -Jesaja 7: 14; Matt. 1: 23

Maar nu dat Christus ook zonde vergaf, dit gaf voor hun ook de grond om te zeggen dat Christus lasterde.

Maar zij vergaten dat Immanuel beloofd was door de Vader.

Hij was degene die macht had om zonde te vergeven. God was onder de mensen gekomen.

                -Matt. 1: 23

                -Joh. 1: 1- 12 

Mat 9:8  De scharen nu dat ziende, hebben zich verwonderd, en God verheerlijkt, die zodanige macht den mensen gegeven had.  

Door deze hele gebeurtenis werd God verheerlijkt. Verheerlijkt omdat wonderen en genezingen aan de mensen gegeven waren.  En dat was een teken van God. Dat was een teken van authenticiteit.

                -Handl. 2: 22; Hebr. 2: 1- 4

2. De roeping van Mattheus. (vers 9- 13)

Dit verhaal vinden we ook in:

                -Markus 2: 13- 17
                -Lukas 5: 27- 32

Mat 9:9  En Jezus, van daar voortgaande, zag een mens in het tolhuis zitten, genaamd Mattheus; en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem.  

Hier zien we de roeping van Mattheus. Deze roeping is bijzonder omdat Christus hem roept, Hij staat op een volgde Hem. Dat laat ons ook zien het contrast tot de woorden van Matt. 8: 9- 22.

In beiden, Markus en Lukas, word hij Levi genoemd.

                - Vele mensen hadden twee namen.
                - Simon Petrus.
                - Johannes Markus.

Wat een wonderbaarlijke woorden, “en hij opstaande, volgde Hem”.

Kunnen we dat over onszelf zeggen. Kunnen wij werkelijk opstaan en Hem volgen.

Dat is wel de roeping van het evangelie.

                -Matt. 10: 38; 16: 24 

Mat 9:10  En het geschiedde, als Hij in het huis van Mattheus aanzat, ziet, vele tollenaars en zondaars kwamen en zaten mede aan, met Jezus en Zijn discipelen.

Mat 9:11  En de Farizeen, dat ziende, zeiden tot Zijn discipelen: Waarom eet uw Meester met de tollenaren en de zondaren?

In het begin van dit hoofdstuk hebben we gezien dat Christus zondaren vergaf van zonde, maar nu gaat Christus nog een stap verder. Hij eet zelfs en zit aan met tollenaren en zondaren!!! 

Dit waren twee groepen in het bijzonder die we heel vaak tegenkomen in dit boek.

Het waren twee groepen die altijd in de problemen kwamen met de Farizeen.

                -Lukas 18: 9- 14

 

Tollenaars 5057 te’lones

1) pachter van de belastingen

1a) onder de Romeinen gewoonlijk iemand uit de ridderstand

2) belastinggaarder, tollenaar, iemand in dienst van de algemene pachter van de belastingen. De tollenaars waren een groep die niet alleen door de Joden veracht werd, maar ook door andere volken, zowel vanwege hun beroep als vanwege de hardheid, de hebzucht en het bedrog, die zij in hun werk toonden.


Zondaren 268 hamarto’los 

1) verknocht aan de zonde, zondaar

1a) niet vrij van zonde

1b) bij uitstek zondig, bijzonder slecht

1b1) alle slechte mensen

1b2) vooral van mensen die getekend zijn door bepaalde ondeugden of misdaden

1b2a) tollenaar, heiden

  

We zien in deze dingen dat de liefde van Christus uitging naar allen. Christus wilde allen redden. Hij was niet alleen gekomen voor de elite van Israel, maar voor een ieder. Het hele volk van Israel was bijzonder voor Jezus.

Mat 9:12  Maar Jezus, zulks horende, zeide tot hen: Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn.  

En dan zien we dat Christus hun aanspreekt op een hele zere plek.

Jezus laat zien dat de Farizeen dachten dat ze niet ziek waren en dat waren ze wel.

        -Lukas 5: 32 

Mat 9:13  Doch gaat heen en leert, wat het zij: Ik wil barmhartigheid, en niet offerande; want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.  

Met deze woorden gaat Christus naar het hart van wie Hij was en wat Hij deed.

We vinden hier woorden uit Hosea 6: 6.

De bediening van Christus bestond uit het tot bekering brengen van zondaars. Daar was liefde voor nodig, Christus bezat deze liefde.

In deze laatste woorden zien we dat Christus op zoek is naar barmhartigheid. Met de twee voorgaande verhalen zien we dat de Farizeen meer gesteld waren op hun tradities dan op de barmhartigheid, het ging hun om de regels en niet om de mens.

En hoewel het hun om de regels ging deden ze dit niet eens. [Matt. 23: 1-4]

Hun harten waren verhard.

3. Het vasten. [14- 17]

Dit verhaal vinden we ook in.
        -Markus 2: 18- 22

                -Lukas 5: 33- 39

Mat 9:14  Toen kwamen de discipelen van Johannes tot Hem, zeggende: Waarom vasten wij en de Farizeen veel, en Uw discipelen vasten niet?  

Hier krijgen we een ander conflict. Het conflict over vasten en tradities.

We zien hier opnieuw een conflict tussen de ware woorden van God en de tradities van mensen.

Het principe van vasten is eerder ter sprake geweest.
                -Matt. 6: 16- 18

De woorden vanuit Hosea 6: 6 krijgen nu nog meer belading.

Vasten was bovenal een persoonlijke kwestie, maar de Farizeen hadden er een grote show van gemaakt. [Lukas 18: 12] En ze paradeerden erop.

Maar wat de Farizeen ervan hadden gemaakt was niet hoe God dit had bedoeld.

Mat 9:15  En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren, zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten.

Christus laat zien dat vasten iets is dat je doet als er verdriet is en als er geen verdriet is dan is er geen reden om te vasten. Want als de bruidegom er is dan is er feest, dus als Christus er is waarom zou er dan gevast moeten worden? 

Christus gaat nu aan de hand van drie illustraties laten zien dat het voor zijn discipelen zeker niet de tijd is om te gaan vasten.

Reden 1:

De analogie van een bruiloft.

De discipelen van Christus hadden Christus, de bruidegom, dus waarom zou er gevast moeten worden?

Er was nu een tijd dat de Christus met Zijn discipelen grote werken deden, er was geen tijd om te vasten. Er werden zieken genezen, lammen werden lopende, demonen werden uitgedreven, dus er was geen reden om te vasten.

Mat 9:16  Ook zet niemand een lap ongevold laken op een oud kleed; want deszelfs aangezette lap scheurt af van het kleed, en er wordt een ergere scheur.

 Reden 2:

De analogie van een nieuwe lap op een oud kleed.

Hier zien we dat Christus spreekt over het principe dat we geen lap ongevold laken op een oud kleed zetten. De uitleg. Sommige dingen zijn gewoon niet logisch en dat doen we niet.

Dus als Christus er is (de bruidegom) waarom zou er dan gevast moeten worden?

Mat 9:17  Noch doet men nieuwen wijn in oude leder zakken; anders zo bersten de leder zakken, en de wijn wordt uitgestort, en de leder zakken verderven, maar men doet nieuwen wijn in nieuwe leder zakken, en beide te zamen worden behouden.  

Reden 3:
De analogie van nieuwe wijn in oude zakken.

Het punt van Christus in deze laatste twee analogies is dat er dingen zijn die we gewoon niet doen. Als een situatie niet ergens om vraagt dan word dit niet gedaan.

Vasten doen we alleen als de situatie erom vraagt.

Vasten op zich doet een mens niets. Maar vasten om waarlijk het aangezicht van God te zoeken, dat is waar God naar op zoek is.

4. Het dochtertje van Jairus. [18- 26]

Dit verhaal vinden we ook in:

                -Markus 5: 21- 43
                -Lukas 8: 4- 56

In het volgende stuk zien we dat Christus de dochter van Jairus opwekt uit de dood.

Tot op dit punt heeft Christus vele wonderen en bijzondere tekenen en wonderen gedaan.

Dit alles was ook om te laten zien dat Hij van God gezonden was.

                -Joh. 3: 2; 9: 16; 11: 47, 48; 12: 37; 15: 24
                -Handl. 2: 22
                -Hebr. 2: 1- 4 

Maar nu gaat Christus een meisje uit de dood opwekken.

Mat 9:18  Als Hij deze dingen tot hen sprak, ziet, een overste kwam en aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter is nu terstond gestorven, doch kom en leg Uw hand op haar, en zij zal leven.  

Deze man liet een bijzonder geloof zien. Hij geloofde dat als Christus zijn hand op zijn gestorven dochter zou leggen dat ze beter zou worden. 

Mat 9:19  En Jezus opgestaan zijnde, volgde hem, en Zijn discipelen.

Mat 9:20  (En ziet, een vrouw die twaalf jaren het bloedvloeien gehad had, komende tot Hem van achteren, raakte den zoom Zijns kleeds aan;

Mat 9:21  Want zij zeide in zichzelven: Indien ik alleenlijk Zijn kleed aanraak, zo zal ik gezond worden.

Als Christus op weg is naar de dochter van Jairus gebeurd er iets bijzonders. Als Christus met Zijn discipelen naar het huis van Jairus gaat word Hij aangeraakt door een vrouw. Deze vrouw geloofd dat als zij Hem alleen maar aan zou raken dat ze beter zou worden.

En dat is ook hetgeen dat gebeurd.

We zien dit in vers 22.

In al deze dingen zien we mensen die een heel groot geloof tonen.

Het werk wat Christus verrichte was heel bijzonder. In al deze dingen ontving Christus hopeloze situaties en veranderde die in hoopvolle situaties.

En dat is wat Christus nog steeds doet, maar dan geestelijk. Hij geeft nieuwe harten, harten die branden in liefde voor Hem. Harten die gereinigd worden van zonde en vult deze harten met de hoop van het eeuwige leven.

In de parallel-passage van Markus en Lukas leren we dat dokters haar niet konden helpen. (Markus 5: 26; Lukas 8: 43)  Het was zelfs erger geworden.

Maar Jezus kon dit wel, Hij was door God aangewezen.

Mat 9:22  En Jezus, Zich omkerende, en haar ziende, zeide: Wees welgemoed, dochter! uw geloof heeft u behouden. En de vrouw werd gezond van dezelve ure af.)  

Jezus spreekt haar aan in mooie woorden en zegt dat haar geloof haar heeft behouden.

Wow, wat een kracht. Voor twaalf jaar bloedvloeiend geweest, veel doktoren gezien en dan vanaf datzelfde uur genezen.

Weer zien we de kracht van God aan het werk. Terstond!!!

Veel zogenoemde “genezers” hebben nog iets uit te leggen!!!!!!!!!!!!!

Mat 9:23  En als Jezus in het huis des oversten kwam, en zag de pijpers en de woelende schare,

Mat 9:24  Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want het dochtertje is niet dood, maar slaapt. En zij belachten Hem.

Toen Jezus aankwam bij het huis van Jairus waren de mensen al aanwezig om te rouwen.

Pijpers waren fluitspelers.

Als we naar deze tekst kijken zien we dat Jezus zegt dat ze niet dood is maar dat ze slaapt.

In Lukas 8: 49- 50 lezen we dat Jezus wel degelijk weet dat dit meisje gestorven is, maar wat Jezus hier wil vertellen is dat ze niet bang hoefden te zijn, ze zou opgewekt worden.

Haar conditie was niet permanent. Ze zou weer opstaan. (Joh. 11: 11- 17) 

Mat 9:25  Als nu de schare uitgedreven was, ging Hij in, en greep haar hand; en het dochtertje stond op.

Mat 9:26  En dit gerucht ging uit door dat gehele land.

Hier zien we dan het grote wonder. De kracht van Christus over de dood.

Christus had laten zien dat Hij kracht had over demonen, over lamheid, over bloedvloeiing, over de storm en het water en nu kracht over de dood.

Het kon niet anders dat God onder de mensen was gekomen. 

5. Jezus heelt twee blinden. (27- 31)

Jezus gaat weer verder. Nu gaat hij twee mensen helen die blind zijn.

In Jesaja hoofdstuk 35: 5 lezen we dat Christus blinden zou gaan laten zien en dat de oren van doven geopend zouden worden.

Mat 9:27  En als Jezus van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende en zeggende: Gij Zone Davids, ontferm U onzer!

Deze twee blinden zijn de eersten die Christus de “Zoon van David” noemen.

En dat is bijzonder. (1: 1; 12: 23; 15: 22; 20: 30- 31; 21: 9, 15; 22: 44- 45) 

We zien in Jesaja 9: 6 dat er een kind zou geboren worden, deze zou op de troon van David gaan zitten en regeren tot in eeuwigheid.

En deze twee blinden herkenden hem als zodanig.
De blinden zagen meer dan degene die wel ogen hadden om te zien!!!

Hij was de Messias, de beloofde van God en de gezalfde van God.

                -Jesaja 42: 1- 2

Mat 9:28  En als Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere!

Een andere getuigenis van groot geloof onder de twee blinden.

Overtuigd dat Hij de Zoon van David was wistten ze dat Christus, de Messias, dit kon, hun geloof is groot, hun geloof in God was groot en zo werden ze genezen. 

Mat 9:29  Toen raakte Hij hun ogen aan, zeggende: U geschiede naar uw geloof.

Mat 9:30  En hun ogen zijn geopend geworden. En Jezus heeft hun zeer gestrengelijk verboden, zeggende: Ziet, dat niemand het wete.

Opnieuw zien we de grote kracht van God. Ogen werden geopend en dat terstond. 

We lezen hier dat Christus spreekt tegen de twee blinden om niet te spreken over de dingen die gebeurd waren.

Waarom sprak Jezus deze woorden? Twee andere keren sprak Christus dezelfde woorden.

(8: 4; 17: 9)

Het lijkt erop dat Christus Zijn wonderen deed niet om gezien te worden maar veel meer om getuigenis te geven dat Hij de Messias was.

Maar Christus wist ook dat deze wonderen geen behoudenis van de ziel kon geven. Christus wist ook dat er uiteindelijk velen zouden zijn die Hem voor de verkeerde redenen zouden gaan zoeken. (Joh. 6: 25- 69) Dus sprak Christus woorden om stil te houden. 

Mat 9:31  Maar zij, uitgegaan zijnde, hebben Hem ruchtbaar gemaakt door dat gehele land.  

Deze twee voorheen blinden geven geen gehoor aan de woorden van Jezus en gaan toch over Hem praten.

Waarom was het zo dat zij wel spraken  over de grote werken van Christus  en wij als Christenen in onze tijd zijn vaak zo traag in het spreken over Hem?

6. Jezus werpt een duivel uit. (32- 34)

We zien nu dat Christus een duivel gaat uitwerpen. 

Mat 9:32  Als dezen nu uitgingen, ziet, zo brachten zij tot Hem een mens, die stom en van den duivel bezeten was.

Mat 9:33  En als de duivel uitgeworpen was, sprak de stomme. En de scharen verwonderden zich, zeggende: Er is nooit desgelijks in Israel gezien!  

Hier zien we opnieuw het grote werk van Christus.

Zijn kracht was goddelijk.

Mat 9:34  Maar de Farizeen zeiden: Hij werpt de duivelen uit door den overste der duivelen.  

Maar de Farizeen waren ook aanwezig en hun hadden ook wat te zeggen over al deze dingen.

Het contrast dat we hier zien is dat de blinden Christus herkenden als de Messias, de Zoon van David, maar de Farizeen herkenden Hem als een duivel. De scharen verwonderden zich en de Farizeen werden zagen een duivel.

Wat een contrast!! En dat contrast is nog niet veranderd!!!

                -Handl. 2: 12, 13

We zien in dit alles dat de Farizeen niet konden ontkennen dat er een wonder gebeurde, maar ze wilden het niet erkennen en gaven het een andere oorzaak, Christus liet het deze keer gaan zonder er iets van te zeggen, maar op een later moment ging Hij er hun op aanspreken. (Matt. 12: 24)

7. De barmhartigheid van Christus. (35- 38)

Nu volgen woorden van barmhartigheid en liefde.

Mat 9:35  En Jezus omging al de steden en vlekken, lerende in hun synagogen, en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekte en alle kwale onder het volk.

Dit vers kijkt achteruit en vooruit.

Achteruit zien we dat Christus begon in hfst. 4: 23 om over het koninkrijk te spreken. En in het volgende hoofdstuk zien we dat Hij de Apostelen uit gaat zenden met de boodschap van het koninkrijk.

In de tussentijd (hfst. 5- 9) heeft Christus getuigenis gegeven in woorden en in daden.


Christus leerde, predikte en genas. Dat was de drie-voudige bediening van Christus.

En dat heeft Hij gedaan met al Zijn kracht.

Mat 9:36  En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben.

Christus werd met ontferming bewogen toen Hij alle mensen zag die vermoeid en verstrooid waren.

Als we terug gaan naar het oude verbond zien we dat de tijd van Christus en Zijn herderschap werd geprofeteerd. We lezen dat in Ezechiel 34: 1- 31, (maar specifiek over de bediening van Christus in de verzen 22- 31)

God zou Zijn eigen schapen gaan verbinden, helpen en er zou een ware Herder opstaan in Christus.  

Als we kijken naar de herders die in Israel waren zien we in hoofstuk 23: 13 dat de deuren naar het koninkrijk dichtgehouden werd.

Christus zag dit en werd met ontferming bewogen.

Het woord ontferming is een sterk woord.

Ontferming: 4697 splagch’nizomai,

1) in zijn ingewanden bewogen worden, vandaar met medelijden worden bewogen, medelijden hebben met (want men meende dat de ingewanden de zetel van liefde en medelijden waren)

In dit woord zien we dat het binnenste van Christus werd bewogen.

Als wij mensen onze emoties diep genoeg voelen dan voelen we dat in onze ingewanden. We worden er ziek van. Dat is wat er gebeurde met Christus. Hij werd geraakt in Zijn hart, in Zijn binnenste. Dit in contrast tot de herders van Israel. Zij waren totaal onbewogen bij hetgeen dat gebeurde. 

Mat 9:37  Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige;

Mat 9:38  Bidt dan den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitstote.  

Christus geeft zijn discipelen een boodschap.

De oogst it groot maar de arbeiders weinig.
In het volgende hoofdstuk zien we dat Christus zijn discipelen gaat instrueren om te gaan werken voor Hem. Werken om mensen te brengen tot eeuwig leven.

Christus was de Heere van de oogst, (Matt. 21: 40) Hij wilde dat Zijn mensen Israel in zouden gaan, predikende het ware evangelie. Het evangelie dat rust en vrede kan brengen in levens die verwoest zijn door zonde en door verkeerde herders. 

Copyright © 2019 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by BinR
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX

 

Naar boven